Opa Jan verhaaltjes

Opa Jan kende de naam van alle vogels. Als hij een vogel zag vliegen in de lucht, dan kende hij altijd de naam van die vogel. Soms was het een torenvalk. Die kan helemaal stilhangen in de lucht. En dan ineens naar beneden vliegen om een muis te pakken.
Opa Jan had ook een dikke vogelvriend; Kareltje. Kareltje was een Vlaamse Gaai. Dat is een vogel met bruine en zwarte en witte en een klein beetje blauwe pluimpjes. Elke dag ging Opa Jan bij Kareltje een nieuw kommetje water brengen en ook graantjes en soms een appel en eikeltjes.

 *

Opa Jan luisterde heel graag muziek. Overal waar Opa Jan was, speelde de muziek; in de tuin, in de veranda, in de buro, in de living. Hij kon ook zelf mooi muziek spelen. Hij speelde banjo en gitaar. En blokfluit en mondharp. En Opa Jan kon ook doedelzak spelen. Dat maakt heel veel lawaai en je moet er sterke kaakjes voor hebben om hard te blazen. Iedereen vindt dat heel mooi, maar als Opa Jan binnen doedelzak speelde, dan maakte dat echt heeeel veeeel lawaai. Daarom ging Opa Jan dikwijls spelen in de velden aan de vaart.

*

Opa Jan dronk graag trappist. Trappist, dat zijn speciale biertjes. Niet voor kindjes, hoor. Trappist, dat wordt gemaakt door paters. Al die paters die wonen samen in een abdij. Ze dragen lange bruine kleren en sandalen. Er zijn niet zoveel soorten trappist: Chimay, Westmalle, Westvleteren, Orval, Rochefort en nog eentje die mama alstijd vergeet.

*

Ik mis hem bij momenten vreselijk. ’t Is al 5 jaar en 2 dagen geleden dat ik hem nog gehoord heb.